Storingsdiagnose van een Porsche 911 Carrera cabrio 3.4 221KW, bouwjaar 2001.
Bij een aantal trainingen van GMTO is het mogelijk om tijdens de praktijk zelf ook storingsauto’s mee te nemen. Deze worden dan ingevoegd in de bestaande training, om leerzaam te zijn voor alle deelnemers. Dat vraagt veel van de trainers op organisatorisch vlak, maar ook op expertise. Niet alleen praatjes over hoe de techniek werkt, maar ook kunnen laten zien hoe je het nu werkelijk moet aanpakken als het niet meer werkt en je het niet meer weet. Buitengewoon leerzaam natuurlijk.
De eigenaar had de auto al naar de Porsche dealer gebracht, welke tot de conclusie was gekomen dat injector van cilinder 4 kapot was. Na een prijsopgave om deze te laten vervangen, besloot de eigenaar van de auto om eerst eens te informeren bij zijn vertrouwde dorpsgarage voor het vervangen van de injector. De injector werd vervangen, maar klacht bleef op die cilinder, ook werd een penbobine gewisseld zonder resultaat.
En zo werd in één van onze diagnose trainingen een Porsche 911 Carrera cabrio 3.4 221KW van 2001 meegenomen. De klacht was: misfire aanwezig op cilinder 4 (p0304) motor loopt duidelijk niet mooi rond.
Het verhaal bij de auto was dat een jaar geleden deze motor geheel gereviseerd was, maar waar en hoe was niet compleet duidelijk. Maar sindsdien was er ongeveer 1000 km. mee gereden.
Meten is weten
De trainer begint bij het begin, aangezien injector en ontsteking (deels) al vervangen zijn en het probleem cilinder specifiek is, stelt de trainer voor om een relatieve compressie meting te maken. De misfire zou namelijk naast ontsteking en injectie door motor mechanische problemen veroorzaakt kunnen worden. Door het garage bedrijf dat de auto had meegenomen werd de trainer op het hart gedrukt dat dat goed zou moeten zijn omdat deze een jaar geleden gereviseerd is. Toch gaan we beginnen bij de basis, want vertrouwen is goed maar controle is beter. Een relatieve compressie meting geeft een goede indicatie van motorproblemen en waar deze zich voordoen.
De meting wordt gemaakt door het meten van de startstroom, die bij de compressie van iedere cilinder gelijk zou moeten zijn. Omdat cilinders ten opzichte van elkaar worden bekeken, wordt het een ‘relatieve’ meting genoemd. Ook hoeft er niets gedemonteerd te worden voor deze meting. Een snelle indicatie dus.
Uit de meting blijkt dat cilinder 4 in goede mechanische conditie verkeerd.
Uit deze simpele meting blijkt dat de primaire sturing van bobine cilinder 4 geleverd door de motor ecu van goede kwaliteit is. Ook zien we in de sturing, dat er behoorlijk wat stroom gaat lopen. Dit is te zien op het punt waar het signaal aan massa is geschakeld en licht omhoog loopt. Het ‘laden’ van de bobine. Dit bevestigd dat het circuit primair in orde is, er loopt immers stroom en de eindtrap in de ECU wordt warm wat de lichte stijging in de sturing veroorzaakt. Maar een vonk blijft uit, sturing primair is goed dus het moet secundair zitten (dit is met wat ervaring uit het primaire ontstekingsbeeld te halen).
Niet voldoende energie
Omdat de primaire en secundaire spoel energie uitwisselen is primair ook te zien, wat er secundair gebeurd. In de meting zien we dat na de sturing een ionisatie ontstaat. Hier wordt de inductie van de spoel in de bobine voor gebruikt. Deze inductie ontstaat wanneer het circuit van de geladen spoel onderbroken wordt. Iets wat vroeger met contactpuntjes werd gedaan, maar nu met een elektronische gestuurde eindtrap. Principe: hetzelfde! De ionisatie zorgt er simpel gezegd voor dat de lucht tussen de elektroden van bougie geleidend wordt, zodat er een vonk kan overspringen en de bobine kan ontladen. In onze meting is te zien dat deze ionisatie relatief veel tijd in beslag neemt. Een brede ruisbalk. Dit betekend dat de aanwezige energie niet voldoende is om een brug te maken tussen de elektroden. Dit kan komen door bijvoorbeeld een te grote elektrode afstand of een onderbroken bougie intern, of sterk vervuilde elektroden, of mengsel samenstelling.
In het geval van vervuiling of mengselsamenstelling, ontstaat er vaak wel een vonk, maar dan ziet de vonk er vervolgens slecht uit. In het geval van onderbreking of te grote elektrode afstand zie je vaak dat er of nog net wel of gewoon geen vonk meer is. Zo zie je dat je eigenlijk heel nauwkeurig op basis van het signaal kunt bepalen wat er aan de hand is. Als dan ook nog eens de bobine al vervangen is, hou je alleen de bougie over.
Daar is te zien dat de ionisatie er al een stukje ‘dunner’ uitziet en dat er daarna ook direct een vonklijn volgt in het secundaire deel van het signaal. Een vonklijn die in een mooi boogje loopt zonder spikes naar beneden tussendoor. Wanneer dat te zien is, is er meestal een probleem met mengsel samenstelling of vervuiling. Zeker als dit stationair al te zien is.
Conclusie
De aanwezige monteurs zeiden dat met de revisie de bougies ook vervangen waren, maar de metingen liegen niet, dus de bougie wordt gedemonteerd en bekeken maar hier wordt niets aan gezien behalve dat deze naar brandstof rook. Bobine was al uitgewisseld met een goede cilinder door dit bedrijf en was dus uitgesloten. Injector beeld toont geen afwijking, maar laat juist zien dat injector goed functioneert. Bougie wordt vervangen door een zelfde nieuw exemplaar en de motor loopt weer op 6 cilinders. Door basiskennis van ontsteking en injectie en door het vertrouwen op de scope (en niet op mooie revisie verhalen) is deze storing weer verholpen.
Wanneer je dit hele verhaal minimaliseert tussen wat er feitelijk gedaan is, het aansluiten van de scope op de primaire sturing van de bobine, het signaal meten en interpreteren. Natuurlijk zal je in de gehele diagnose meerdere metingen moeten maken, maar mijn punt is dat het erg belangrijk is om met een scope te kunnen meten en de signalen goed te kunnen interpreteren. Op deze manier kan snel gevonden worden waar het probleem zit, zonder dat je eerst van alles vervangt. Kennis is hierbij het belangrijkste gereedschap. Iedereen kan een scope kopen en een meting maken, maar interpreteren is een vak apart.
0 reacties